De geldigheid van een verbrekingsvergoeding (t.a.v. consumenten)

Verbrekingsvergoedingen zijn uiteraard een vaste waarde in algemene voorwaarden. Meestal wordt (enkel) bepaald dat de klant een vergoeding van een bepaald percentage, al dan niet gelijk aan het voorschot, zal moeten betalen in geval van verbreking van de overeenkomst. Los van de algemene tegenstelbaarheid van de algemene voorwaarden, dient op het vlak van geldigheid van dergelijke bepalingen t.a.v. van consumenten vooral rekening te worden gehouden met de stringente bepalingen van het Wetboek Economisch Recht (WER).

Zo bepaalt het WER o.a. dat “elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen een onderneming en een consument die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de consument” als een onrechtmatig beding wordt beschouwd. Meer nog, een beding wordt tevens onrechtmatig geacht indien het bedrag “van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt” wordt bepaald “zonder in een gelijkaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft”.

Een belangrijke vuistregel is dan ook om geen onevenwicht te creëren en de wederkerigheid van dergelijke vergoedingen te garanderen. Ook de onderneming kan in gebreke blijven en aldus een vergoeding verschuldigd zijn… Tot slot, voor de volledigheid, is het uit den boze om de “consument niet toe te staan bij overmacht de overeenkomst te ontbinden, tenzij tegen betaling van een schadevergoeding”. Het niet verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning – voor zover noodzakelijk – kan bijvoorbeeld als dergelijke overmacht worden beschouwd. Kortom, de klant is Koning, zelfs in de kleine lettertjes, laat ze dus tijdig nakijken…

Voor verdere toelichting:

Jacques Vandeuren
[email protected]

cntv.be