Je hebt het misschien al gehoord. Er wordt op Europees vlak gewerkt aan normen die betrekking hebben op de impact van een zwembad op het milieu. Naar aanleiding van deze nieuwe normen spraken we met Joeri Dils (directeur T&A – voorzitter BSPA) over het energieverbruik van zwembaden en de “total cost of ownership” die daaraan vasthangt. Het gesprek mondde uit in een heus pleidooi.
Wie in Vlaanderen bouwt of verbouwt, is verplicht om de energieprestatieregelgeving (EPB)
te respecteren. De energieprestatieregelgeving legt eisen op voor isolatie, installaties, ventilatie en oververhitting. De trend hierbij is om een woning bijna of volledig energieneutraal te maken. Dergelijke normen bestaan nog niet in de zwembadsector. Isolatie, verwarming en energieprestatie maken echter een belangrijk deel uit van een zwembad en dat wordt wel eens vergeten. “Het gebeurt wel eens dat ik bij een hypermoderne, passieve woning kom en daar een zwembad aantref dat zes maanden per jaar tot 30°C wordt verwarmd en niet eens een afdekking heeft” zegt Joeri Dils, managing director bij T&A. “Of dat ik bij particulieren kom die denken een lek te hebben, omdat ze een overloopzwembad hebben en niet stilstaan bij de verdamping die véél groter is vergeleken met een skimmerzwembad. Vaak heeft dit te maken met een gebrek aan informatie en een referentiekader. Net zoals woningen zullen zwembaden in de toekomst een soort van paspoort krijgen waarop het energiegebruik wordt vermeld. Vanzelfsprekend kan de zwembadbouwer/-installateur al een héél aantal energiezuinige maatregelen voorstellen zoals het voorzien van een
degelijke afdekking, het isoleren van het zwembad en/of de leidingen, energievriendelijke verwarmingstoestellen voorzien, zorgen voor een recuperatie van overtollig
regenwater, het plaatsen van een patroonfilter om terugspoelen te vermijden … Kortom er zijn zéér veel mogelijkheden om de ecologische voetafdruk van een zwembad te verkleinen. En vanzelfsprekend zal de eindgebruiker hiervan ook profiteren want de TCO zal hierdoor dalen.”
“Fabrikanten zullen in de toekomst waarschijnlijk verplicht worden om hun pompen en filters van een energielabel te voorzien zoals we dat al bij wasmachines en stofzuigers gewoon zijn”, gaat Joeri Dils verder. Het proces om de technische en kwalitatieve specificaties vast te leggen waaraan deze producten moeten voldoen, loopt momenteel op Europees niveau.” “Gelukkig zien we dat er in de sector vandaag al heel wat zwembadbouwers bezig zijn met duurzaamheid en (energie)verbruik. Graag maak ik de vergelijking met de woningbouw. De normen worden daar ook steeds strenger en strenger. En dat heeft niet alleen gevolgen voor de particulier/eigenaar maar ook voor de aannemer. Meer zelfs, het is aan de aannemer om de particulier hier in bij te staan. 15 jaar geleden plaatste men in de woningbouw muurisolatie in XPS van 6cm dik. Door de jaren heen is dat geëvolueerd naar 12-14cm in PU. Ondertussen worden muren al met 18cm dikke PIR-platen geïsoleerd omdat de isolatiewaardes van dit materiaal nog beter zijn. Deze evolutie wordt in de hand gewerkt door een normering die steeds strenger en strenger wordt. En dat zal voor onze sector niet anders zijn.”
“Een ander voorbeeld zijn de hedendaagse zwembadpompen. Tegenwoordig werken de meeste pompen met een variabele snelheid. Dankzij de variabele snelheid is het mogelijk om het water trager en beter te filteren en daarenboven is het energieverbruik een stuk lager.” Die Europese normen zullen niet alleen goed zijn voor het milieu maar ook voor de portemonnee van de eindklant die de onderhoudskosten ziet afnemen. Een duidelijk energielabel haalt de “total cost of ownership” drastisch naar beneden. Met een minder hoge water- en energiefactuur tot gevolg. Op die manier kan een zwembadbouwer de eindgebruiker een goede raming maken van de jaarlijkse kost van een zwembad. Deze kosten zijn natuurlijk afhankelijk van vele parameters zoals het type zwembad, de afmetingen van het zwembad, het type installatie en verwarming. Ook klantafhankelijke factoren zoals o.a. de gewenste temperatuur van het zwembadwater en de lengte van het zwemseizoen zijn erg bepalend. Deze kosten hoeven niet tot op de euro nauwkeurig berekend te worden. Met een goede indicatie is de eindklant vaak al een stuk wijzer. Vandaag is de eindklant vaak onvoldoende of niet op de hoogte waardoor de gebruiks- en onderhoudskosten als een onaangename verrassing uit de bus komen. “In dit opzicht kan je de vergelijking maken met een wagen” voegt Joeri Dils er nog aan toe. “Wie een wagen koopt, houdt niet alleen rekening met de prijs, maar ook met de bijkomende kosten zoals verzekering, taksen, het verbruik per kilometer en de jaarlijkse onderhoudskosten. Die extra kosten zijn ingeburgerd. Wanneer iemand in een zwembad investeert, gaat men er daarentegen vaak onterecht vanuit dat er na de aanleg geen extra kosten meer zullen zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de particulier om zich daar niet blind op te staren, maar het is ook aan de zwembadbouwer om zijn klanten hierover zo goed mogelijk te informeren.” Er zijn al veel zwembadbouwers die dit goed aanpakken. Sterker nog, ze gebruiken dit om zich van de concurrentie te onderscheiden. Een TCO voorleggen aan de klant komt professioneel over. Dat de onderhouds- en verwarmingskosten van een zwembad vaak oplopen tot €1000 à €1200 per jaar is op zich niet abnormaal. Eens een particulier zich in dit kostenplaatje verdiept, zal hij de eerlijkheid van de bouwer daarin zeker appreciëren. Hetzelfde geldt voor de normen die er aan zullen komen. Dit zijn normen en geen wetten, je bent dus niet verlicht om je er aan te houden, maar iemand die de lat voor zichzelf hoog legt, zal hier graag op inspelen.”